Hervas, Plasencia en slapen in een Parador
25 oktober 2021 - Plasencia, Spanje
Het ontbijt in het hotel in Baños de Montemayor is pas om half negen. Voor ons is dit eigenlijk een beetje aan de late kant, maar met een korte dag voor de boeg vinden we het voor vandaag wel prima om wat later te starten. Toch maar als echte Hollanders tien minuten eerder naar beneden, want dan kunnen we alvast onze fietsen uit de stalling halen en zijn we sneller vertrokken. Onze fietsen staan in een garage een paar honderd meter verderop. Maar bij de receptie is echt nog niemand te zien en alles is nog donker. In Spanje, daar zijn we wel achter, komt ’s morgens het leven wat later op gang. Om half negen verschijnt de ober die gisterenavond ons heeft bediend. We halen de fietsen op en even later zitten we aan het ontbijt met lekkere jaren 70 muziek. Hetzelfde mp3-tje als gisteren, maar je wordt er wel lekker vrolijk van zo in de ochtend. Ik maak nog een praatje met de ober en vraag of er veel toeristen komen in dit kuuroord. Blijkbaar is dit een geliefde plek voor zowel Spanjaarden als buitenlanders en dit jaar kwamen er opvallend veel Fransen. Bijna het hele jaar door zijn er toeristen behalve de maanden december tot en met februari. Het plaatsje is beroemd om zijn thermaal bad dat in een oud Romeins badhuis zit. Je ziet dan ook af en toe toeristen in een badjas over straat van het badhuis naar het hotel lopen. Wel komisch om te zien.
We fietsen eerst naar het plaatsje Hervás dat 7 km verderop ligt. Ook vandaag is het fris met 6 graden, dus onze winterfietskleding hebben we weer aangetrokken. Na een stevige klim komen we in Hervás aan.
Hervás is een plaats met een bijzondere Joodse geschiedenis. Hervás is trots op zijn Joodse geschiedenis en lijkt er alles aan te doen om het te behouden. Het was een toevluchtsoord voor Joden die wilden vluchten voor de voortdurende vervolging die eeuwen geleden in het hele land plaatsvond.
Hervás werd gesticht door de Tempeliers die hier in de 12e eeuw kwamen en een hermitage aan de rivier bouwden. Anderen besloten al snel zich hier te vestigen, aangetrokken door de locatie en de stad Hervás ontstond al snel. De aankomst van Joden in Hervás begon in 1361. Joodse families kwamen hier voor het eerst om aan vervolging te ontsnappen, en naarmate de Jodenvervolging in Spanje toenam, nam ook de Joodse gemeenschap van Hervás toe. In 1450 woonden er 45 joodse gezinnen in Hervás. Het waren wevers, doktoren, belastinginners, kooplieden en een rabbijn. De hertog van Hervás begroette de Joden in de stad en steunde hun komst. Dit was destijds een zeldzaam gebaar, omdat in andere delen van Spanje Joden werden gedwongen om in afzonderlijke gemeenschappen te leven, zoals de Nieuwe Joodse wijk van Cáceres nadat ze uit de oude Joodse wijk waren verdreven. In 1492 werden de joden echter gedwongen zich tot het christendom te bekeren of Spanje te verlaten.
We rijden door de smalle straten en vinden ineens allebei dat het naar Nepal ruikt. Het is moeilijk uit te leggen, maar de volgers die met ons mee zijn geweest naar Nepal weten precies hoe dat ruikt. Een hele gekke gewaarwording, maar even later zien we een winkeltje met Nepalese prullaria, en wat hangt daar? De bekende Nepalese hippiebroeken en dat in een Spaanse jodenwijk. Uit het label in de broek blijkt dat de broeken daadwerkelijk uit Nepal komen. En de Nepalese geur komt van de wierrookstokjes.
We fietsen nog wat verder door het stadje en op een pleintje klinkt gezellige Spaanse muziek. Ik (Fabienne) sta wat heen en weer te bewegen op de muziek, en een man op een bankje begint ook gezellig mee te bewegen. Ik krijg er meteen spijt van. De beste man komt niet helemaal in één lijn naar me toe. Hij komt met ogen als schoteltjes en rubber benen naar me toe. Hij is zo dronken als een tor. Ik kan geen touw aan zijn gebrabbel vastknopen. Ik vang iets op van bicicletas en zeg maar een paar keer “si, si, si” en dan snel “adiós”. Hij loopt teleurgesteld terug naar zijn bankje, waar al 2 blikjes naast staan, en waar hij waarschijnlijk de hele dag op zit. En dan te bedenken dat het tien uur in de ochtend is. Triest eigenlijk.
We drinken nog een koffie op een pleintje in de zon en raken in gesprek met een Engelsman die al dertig jaar in Spanje woont en jaloers naar ons kijkt als wij vertellen over onze fietstocht. Hij is zelf ook op vakantie nu in ‘eigen’ land. Hij wil graag een foto van ons maken. Dat mag natuurlijk. Maar ik denk dan “wat moet je daar nu mee?”.
Als we uit de heuvels afdalen zien we twee grote vrachtwagens hun lading lossen. Het zijn de geoogste olijven die via een ingenieus bandje naar de fabriek worden getransporteerd. Wat een olijven. Zo veel. En dan staan er nog vrachtwagens te wachten. We vragen ons af wat er met de geplukte olijven wordt gedaan voor ze voor consumptie geschikt zijn. Wij krijgen hier vaak bij een drankje olijven waarvan wij het idee hebben dat ze heel vers zijn en veel lekkerder dan bij ons.
We blijven vandaag hoog in het gebergte rijden en dat betekent flink op en neer, de uitzichten zijn weer fenomenaal. We lunchen ergens op een muurtje en de beenstukken en de windstoppers kunnen weer uit. Het laatste stuk naar Plasencia is veel dalen. Heerlijk!
We slapen vandaag in Parador de Plasencia, een groot klooster eigenlijk. Er zijn hier heel veel paradores en je moet toch een keertje in zo’n parador geslapen hebben. Er worden zelfs speciale paradorreizen in Spanje aangeboden. Maar eerst een koud drankje. We gaan op het geroezemoes af en komen op het drukke Plaza Mayor. We bestellen ons inmiddels vaste drankje een Cerveza en een Clarita. We krijgen hier automatisch een tapas bij, maar wat we nu krijgen oogt vreemd. We kijken elkaar aan en wachten af wie de eerste hap durft te nemen. Het is een schoteltje met een kwak oranje smurrie waar twee vorkjes bij liggen. Het is dus heerlijk maar we zijn er niet uitgekomen wat het was. We denken iets met aardappel en pompoen en heerlijke kruiden.
Plasencia is een leuke kleine stad. Het is de hoofdstad van Noord-Extremadura. De stad ligt op een heuvel en wordt omgeven door dikke stadsmuren en een aquaduct uit de Romeinse tijd. Er is een prachtige kathedraal en veel gebouwen uit de renaissancetijd. Van februari tot juli schijnen er veel ooievaars te zijn op de daken en de torens. Maar ook nu weer geen ooievaar te zien. Waar zouden ze zijn?
Het parador is echt prachtig. We voelen ons altijd een beetje opgelaten om in onze fietsoutfit in zo’n chique hotel voor de receptie te staan. Wel leuk om hier een nachtje te verblijven. Onze fietsen mogen in de ondergrondse garage staan, waar ze een lift hebben voor auto’s. Wij kunnen morgen met onze fietsen zo in de autolift en komen dan ergens in Plasencia boven. Hopen we.
Na de pluk worden ze 1 tot 2 weken gespoeld in vers water. Daarna fermenteren ze in het vat of het potje in een (zee)zoutwateroplossing. Dus nog even geduld.